zaterdag 29 december 2012

Ontsnapt uit het armedrommelstehuis


 
 
Echte etalagebenen zijn het niet, maar ze lijken er wel op. Mijn benen willen ook nogal eens midden op straat pauzeren, zij het niet wegens een slechte bloedcirculatie, zoals bij de echte claudicatio intermittens, maar om me te helpen even op adem te komen. Lastige longen, vandaar. 

Het staat een beetje raar, zo’n noodstop, dus probeer je je dan een houding te geven, bijvoorbeeld door een vitrine te bestuderen. Een stadsplattegrond is nog beter, maar daar zijn er minder van dan etalages. Anderzijds leent niet elke etalage zich voor zo’n pauzenummer. Als man kun je bijvoorbeeld maar beter niet te lang voor een lingeriewinkel stoppen, daar gaan de mensen maar wat van denken. Om maar te zwijgen over etalages met kinderkleding. Dus soms sta je op een nondescripte plek zomaar een beetje ongemakkelijk te lummelen tot je weer verder kunt. 

Zojuist bracht ik een paar enveloppen naar de brievenbus. Daar aangekomen was het even uithijgen geblazen. Ik keek rond of er met goed fatsoen iets te bekijken viel totdat ik weer genoeg lucht had. Struiken, geparkeerde auto’s en een blinde zijgevel vormden niet wat je noemt studieobjecten. Ik kon mijn mobiel checken, dat zou goed staan want dat doet iedereen om de haverklap, maar die bleek ik niet bij me te hebben. 

Daarop ging ik maar een beetje naar het verkeer kijken. Misschien zag het er wel enigszins filosofisch uit, zo’n man op die op een willekeurige straathoek de dynamiek van de mensheid in zich stond op te nemen. Maar, realiseerde ik me, het kon ook zijn dat passerende automobilisten en fietsers niet dachten aan een straatfilosoof, maar aan een verward persoon die was ontsnapt uit een tehuis voor arme drommels en nu ook nog eens letterlijk de weg kwijt was. Ik stelde me al voor hoe een bezorgde voorbijganger ging bellen met het armedrommelstehuis en dat er even later een busje met witte jassen zou stoppen.

Ineens vond ik mezelf behoorlijk mal, zoals ik me inbeeldde dat al die passanten belangstelling hadden voor zomaar iemand op zomaar een straathoek. En ik liep terug met de blik van iemand met wie hoegenaamd niets loos was.

woensdag 26 december 2012

Ook zo'n zin in een slecht gesprek?


 
Op een of andere site lees ik dat iemand zich ergerde aan een straatmuzikant die kwam spelen bij een caféterras waar hij net een goed gesprek voerde. Het zette me aan het mijmeren. Niet over het al dan niet ergerlijke van straatmuziek, maar over dat goede gesprek. Of eigenlijk ook niet over dat goede gesprek, maar over de vraag hoe het met de slechte gesprekken staat. 

Nooit lees ik dat iemand blij was dat een straatmuzikant hem bevrijdde toen hij op een caféterras verwikkeld was in een slecht gesprek. Nooit ook klaagt een vriend dat hij laatst zo’n slecht gesprek had gevoerd met zijn vrouw of zijn baas. Veel gesprekken zijn slecht, vraag maar aan relatietherapeuten en mediators, maar als begrip leidt het slechte gesprek maar een flets bestaan. 

Het ingewikkelde van de materie is dat de ene gesprekspartner kan denken een goed gesprek te voeren terwijl de ander zit te lijden onder een slecht gesprek. U kent die situatie wel: de eerste vindt het heerlijk voortdurend aan het woord te zijn en koestert zich in de gedachte dat er ademloos naar hem wordt geluisterd, terwijl de tweede zich ergert aan de oeverloosheid van de eerste en alleen maar doet alsof hij luistert omdat hij te beleefd of te schijterig is om de snoever in de rede te vallen.  

Zelf zou ik willen dat ik wat beter werd in slechte gesprekken. Dat ik vaker zou durven zeggen dat ik maar weer eens verder loop, omdat het onderwerp me hoegenaamd niet interesseert, of omdat de spreker onverdraaglijk uit zijn mond geurt, of omdat ik liever even met die schoonheid daarginds ga praten. Zo’n reactie had het gesprek meteen tot slecht bestempeld, maar mij zou het hebben opgelucht. 

Ik heb me wel eens geschoffeerd gevoeld door een baas en bleef daar toen nogal kalm onder. Te kalm. Jaren later denk ik nóg wel eens dat ik zus & zo had moeten reageren en hem dit & dat voor de voeten had moeten werpen. Zijn idee dat hij nodig eens een goed gesprek met me moest voeren, pareer ik postuum door er in gedachten alsnog een slecht gesprek van te maken.  

Waarschijnlijk voert een mens de beste gesprekken met zichzelf en deugen de meeste gesprekken met een ander maar half. Als ik met mezelf in gesprek ben, krijg ik alle spreektijd die ik wil en kan ik rekenen op honderd procent aandacht en begrip. Dat kan ik onmogelijk van een ander verwachten. Vandaar dat er meer slechte dan goede gesprekken plaatsvinden. 

Het komt door de woorden. Het zijn er te veel of te weinig, of ze zijn onnauwkeurig, onhandig gekozen, te hard, te vaag, te bang. Er zit niets anders op dan goed luisteren om te verstaan wat iemand had willen zeggen.

zaterdag 22 december 2012

Nog niet onttoverd


 
De kerstkaarten blijven maar binnenstromen, zowel door de fysieke als door de digitale brievenbus. Daarbij valt altijd op, hoe verschillend de feestdagenpost uitpakt. 

Om te beginnen getuigen de kaarten van de mate van inspanning die de afzender heeft betracht. Daarbij is de digitale verstuurder per definitie in het nadeel. Hij kan zich nog zo hebben ingespannen om een bijzondere kaart op te sporen, toch zegt zijn mail ook dat hij geen zin had naar de kiosk te gaan, daar een flink bedrag voor kaarten en postzegels neer te tellen, thuis 42 persoonlijke tekstjes te verzinnen en op te pennen, al die enveloppen te adresseren en te frankeren en tenslotte de bestelling naar de postbus te brengen: allemaal vormen van moeite die de analoge verstuurder wél voor jou over had. 

Dat kost die afzender trouwens niet alleen maar moeite: hij vindt er ook rituele betekenis in. Het doet goed om tijd en energie te steken in het onderhouden van vriendschappen en familiebanden. Om stijlvolle kaarten te zoeken en rake woorden op te schrijven en een ander via je schrift de hand te reiken. Om vice versa te merken dat menigeen dat ook allemaal voor jou deed. Niet iedereen, want altijd zijn er ook van die voorbedrukte kaarten van dertien in het dozijn waar de afzender alleen zijn naam nog aan toevoegde. Onbegrijpelijk dat die afzender zich niet realiseert hoe flets de indruk is die hij daarmee maakt. 

Maar goed, ook wie zich voor zijn kerstkaarten niet erg uitslooft, doet op zijn manier mee aan het oude gebruik dat de samenleving zich rond Kerst en Nieuw bezint op wat was en wat hopelijk komt. In de donkerste dagen van het jaar concentreren we ons op de dierbaren rondom ons. En we versieren het huis met kleur en licht en dekken de dis en vieren dat we elkaar nog hebben. 

In de kranten lees ik hoe de schamperste columnisten hun pen in de Glühwein dopen en schrijven hoe ze in de weer zijn met kerstbomen, stol en gotische kaarsen. De televisie zendt romantische kerstfilms uit waarin het liefst sneeuwt en iedereen gelukkig wordt. De middenstand put zich uit om in de binnenstad een idyllische sfeer op te roepen. Daar zit veel kitsch en onechtheid bij, maar het weerspiegelt een diepere behoefte aan warmte en verbondenheid. Zo onttoverd is onze tijd kennelijk nog niet.

 

 

 

 

 

woensdag 19 december 2012

Gratis: spoedcursus mindfulness


 
Omdat ik op grauwe winterdagen een paar keer per dag word bezocht door sombere gevoelens, doe ik mezelf – en via dit stukje ook de lezer – een spoedcursus mindfulness cadeau.

Laat ik me eens concentreren op zaken die me opvrolijken. Nee, ik doel niet op de glimlach van een kind, een goed glas wijn of de beste bezigheid in bed buiten slapen, maar op minder voor de hand liggende onderwerpen die voor een zonnig moment zorgen. Zoals:
 
·       Een vlucht mussen zien opdoemen zodra er broodkruimels op het tuinpad zijn gestrooid.
·       Arriveren bij de bushalte op het moment dat de bus nadert.
·       Het verse ochtendblad oprapen.
·       De huid inspecteren na een zorgvuldige scheerbeurt.
·       Een restauranttafeltje reserveren.
·       De eerste keer in het najaar dat je een dikke trui aantrekt.
·       De eerste keer in het voorjaar dat je zonder jas de straat op kunt.
·       Associaties door van alles aan van alles: aan een lang weekend in Normandië, een ontmoeting met een levenskunstenaar, een kus op de oever van een meanderend riviertje.
·       Een munt van twee euro vinden in een oud jasje.
·       De tafel dekken voor een etentje met vrienden.
·       Veelbelovende eerste zinnen van een roman.
·       De erg mooie paperclip die bij de post van de uitvaartverzekering blijkt te zitten.
·       Gordijnen sluiten bij het vallen van de duisternis.
·       Een nieuwe pot marmelade aanbreken.
·       Die ene keer dat je haar wél goed zit.
·       Het betreden van een spannend gebouw.
·       Gewaarworden dat het ergens helemaal stil is.
·       Je tekst in druk zien verschijnen.
·       Een bijzonder geslaagd toiletbezoek.
·       Beslissen dat overtollige spullen weg kunnen.
·       Overtollige spullen een tweede leven bezorgen via een kringloopwinkel.
·       Een dartel hondje ontmoeten.
·       Je personalia en eerste afspraken noteren in een nieuwe agenda.
·       De voorpret bij het plaatsen van een internetbestelling.
·       Eindelijk die vervelende piepdeur oliën en noteren dat die nu geluidloos scharniert.
·       Tijdens het bed verschonen je verheugen dat je straks onder verse lakens kruipt.
·       Lezen dat er onbekend werk van je favoriete dode dichter is opgedoken.
·       Ineens merken dat het volle maan is.
·       Notities maken met een perfecte pen.
·       Op zoek naar iets anders een vergeelde klassenfoto vinden.
·       En een wel héél zonnig moment: fanmail krijgen.

 

zondag 16 december 2012

De bijstand krijgt het druk (met ouderen)


 
Een krantenberichtje van een paar dagen geleden. ‘Van de 55-plussers met een werkloosheidsuitkering is ruim de helft binnen een jaar nog niet aan het werk. Dat blijkt uit het Kennisverslag van uitkeringsorgaan UWV. Bijna 30 procent raakt binnen het jaar wel weer aan de slag. Anderen verdwijnen uit het bestand doordat ze bijvoorbeeld overlijden of doordat hun uitkering afloopt.’ 

In feite lezen we hier de voorspelling dat de bijstand het de komende jaren erg druk gaat krijgen doordat er veel meer ouderen aan het loket zullen verschijnen.  

Zoals bekend is het kabinet Rutte 2 van plan ontslagprocedures te vergemakkelijken en de rechten van werklozen te versoberen. We vliegen straks dus vlotter de laan uit en krijgen vervolgens korter een uitkering: nog maar maximaal één jaar. Dat ouderen na ontslag lastig aan nieuw werk komen, onderstrepen de UWV-cijfers. Ruim de helft is na een jaar nog steeds baanloos. Gedurende of aan het eind van dat jaar verliezen ze het recht op een WW-uitkering en mogen ze bij de bijstand aankloppen. Tenminste, als ze geen vermogen en/of eigen huis hebben, want anders moeten ze die reserve eerst aanspreken. 

De coalitiepartijen VVD en PvdA verkopen deze veranderingen als verlichte moderniseringen. Alsof de verzorgingsstaat een vermolmd fenomeen uit de hoogtijdagen van de sociaaldemocratie is, waar het nodig houtrot uit gesneden moet worden. De realiteit is genuanceerder. Mensen raken na een langdurige loopbaan hun job kwijt, vallen met hun uitkering flink terug in inkomen, raken ondanks honderd sollicitaties vaak niet meer aan het werk en zakken dan snel terug naar een inkomensniveau waarop de Voedselbank en de Kringloopwinkel in zicht komen. Geen ‘houtrot’ maar een heleboel individuele drama’s. 

Mogelijk dat het ontslagrecht te star is en de werkloosheidsuitkeringen te royaal zijn. Maar aanpassingen die een nieuw, omvangrijk probleem oproepen, vormen ook geen adequate oplossing. Kom dan met maatwerk. Of creëer Lodewijk-Asscherbanen en Jetta-Klijnsmaprojecten waar de deskundigheid en ervaring van ouderen juist gewenst zijn en voorkom daarmee dat de samenleving zich van een heleboel expertise beroofd ziet doordat ouderen in de marge raken. Anders wordt er hier gezwabberd en daar de kraan opengedraaid. 

Minister Asscher van Sociale Zaken zei bij zijn aantreden dat het kabinet het optimisme wil terugbrengen in Nederland en dat hij zelf iedere dag gaat vechten voor verbeteringen in het leven van mensen. Daar kan het scheppen van een nieuwe groep armen niet bijhoren.

 

 

dinsdag 11 december 2012

Hogere zorgpremie voor homo's en singles?


Van tijd tot tijd steekt hetzelfde thema de kop op: moeten mensen met een ongezonde leefstijl meer zorgpremie gaan betalen? Wat mij betreft is het antwoord helder: nee. 

Onlangs bleek uit een onderzoek van het bureau NIVEL dat 40 procent van de bevolking het correct zou vinden als de zorgverzekeraar ongezond levende landgenoten een hogere premie zou laten betalen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau rekende uit dat de helft van de bevolking zich daarin zou kunnen vinden. Recente onderzoeken onder zorgprofessionals en zorgmanagers geven aan dat iets meer dan de helft een ongezonde leefstijl vertaald zou willen zien in een hogere zorgpremie. 

De achtergrond laat zich raden. Nu de zorg almaar duurder wordt, moeten degenen die willens en wetens hun gezondheid in de waagschaal stellen daar maar eens extra aan gaan meebetalen, vindt een flink deel van de bevolking. Dat is nog geen meerderheid, maar omvangrijk genoeg om het onderwerp nog eens onder de loep te nemen. 

Meer zorgpremie heffen bij ongezond gedrag is onmogelijk en onwenselijk. Hoe kan worden vastgesteld dat iemand riskant leeft zonder een leger van Big Brothers in actie te laten komen? In een normale samenleving is niet te controleren of en hoeveel iemand rookt, alcohol drinkt of vette happen tot zich neemt. En als dat al zou kunnen, is er geen maatregel te bedenken of die gaat kopje onder in zeeën van nuances. Is die roker vorig jaar begonnen of veertig jaar geleden? Zijn die wijnaankopen een tijdelijk fenomeen of een vast patroon? Eet de hamburgerliefhebber zes dagen per week wèl gezond?  

Niet alle rokers krijgen kanker of COPD en niet alle dikkerds hartfalen of diabetes. Vallen de rokende en dikke mazzelaars die weinig medische kosten maken buiten de boetepremie? Of beschouwen we die boete als een algemene straf voor slecht gedrag? En wordt de premie extra hoog als iemand zowel rookt als pimpelt als snoept? 

Wat is trouwens ongezond gedrag? Er is een duidelijke relatie tussen vet eten en hartproblemen. Maar hoe beoordeel je een burnout? Een depressie? Een hartaanval? Ze kosten de zorg en de economie veel geld, maar zijn misschien wel veroorzaakt door te hard werken of extreem binnenvetten of overmatige spanningen – allemaal onverstandige en ongezonde keuzes. Vallen die ook onder het boeteregime? En hoe stellen we dat dan weer vast?

Wat te denken van de kapotte knieën van de tegelzetter, de slechte rug van de kapster, de hernia van de verhuizer, de infectie die een verpleegkundige oploopt van een patiënt? Wat doen we met de premie van iemand die maandenlang moet revalideren na een skiongeluk? En met mensen die in het medische circuit belanden met een seksueel overdraagbare aandoening? Met lui die te weinig bewegen en daardoor dichtgeslibde aderen hebben?

Wat doen we met mensen die in het ziekenhuis komen nadat ze mataglap werden van een eenmalig experiment met paddo’s? Met longpatiënten die in regio met veel fijnstof blijven wonen? Met mensen die een buitenberoep uitoefenen en huidkanker krijgen? Met consultants die twaalf koppen koffie per dag drinken?  

Dit is ook nog een mooie categorie. Volgens het Nationaal Kompas Volkgezondheid komt een depressie vaker voor bij mensen met een homoseksuele voorkeur dan bij hetero’s en vaker bij alleenstaanden en gescheidenen dan bij samenlevenden. Depressies zijn duur. Een hogere zorgpremie dus voor homo’s en singles?

 

 

vrijdag 7 december 2012

Verloren onschuld


 
Het is nog maar net december en er ligt al een decimeter sneeuw. Het levert een plaatje op dat iedereen mooi vindt. Vanzelfsprekend is dat niet, want wit is eigenlijk maar een kleur van niks en al dat wit is ook nog eens eentonig – in die zin hebben de andere jaargetijden veel meer te bieden. Maar wit is ook een zinnebeeld van onschuld, onbedorvenheid, en daar zijn we, zondaars als we zijn, op een schuldbewuste manier gevoelig voor. 

Zelf vind ik al dat witte gewinter niet zo onschuldig, eerder een geval van verloren onschuld. Sinds de achteruitgang van mijn longen heb ik het niet meer zo op winters. Mijn luchtwegen, toch al uit vorm, krimpen door koude lucht zodat ik bij vorst liefst binnen blijf – een soort huisarrest, maar dan niet met een enkelbandje maar met een keelklem die reageert op ijzige temperaturen. 

Nou is dat ook weer niet héél sneu, want zulk weer houdt doorgaans maar kort aan. Sneuer vind ik eigenlijk dat ik het gevoel voor ‘winterpret’ kwijt ben. Sneeuwpoppen maken, ballen gooien, roetsjen over het ijs, uren wandelen door diepgevroren landschappen: het zijn beelden uit voorbije tijden, bijna andermans herinneringen, herinneringen aan de ander die ik was toen ik nog volop lucht had. 

Zo verkeert het in het leven: het plezier van vroeger verandert in de last van nu. Maar wat zou ‘t, er zijn ook mensen die een broertje dood hebben aan de zomerwarmte, en die zou ik veel noder missen dan de winterkou. En wat zou ‘t andermaal, want de kortste dag van het jaar komt er al aan en daarna reizen we alweer naar het voorjaar toe.


 

 

zaterdag 1 december 2012

Hoe goed kennen we elkaar?


Krantenberichtje. Een zestigjarige medewerker van een Brabantse thuiszorgorganisatie is gearresteerd op verdenking van het seksueel misbruiken van een cliënte. De man is de volgende dag om zes uur van zijn bed gelicht en zit vast voor verhoor. 

Het is een van de talloze misdrijven waar de media vol van staan, maar het spreekt me aan omdat ik erover word gebeld door iemand die de verdachte en het slachtoffer kent. Naarmate een gebeurtenis dichterbij komt, wint ze nu eenmaal aan zeggingskracht. Als ik ook nog hoor dat beide betrokkenen getrouwd zijn, stel ik me voor hoe het vreselijke voorval in beide huishoudens zal zijn aangekomen. Als een plotse, verwoestende wervelstorm, denk ik. 

De dader en zijn vrouw zullen ’s ochtends zijn wakker gebeld door de politie. Na een summiere verklaring wordt de man afgevoerd. In het beste geval blijft er een agent, misschien agente, achter om te proberen de totaal verbouwereerde vrouw uit te leggen dat haar man zich vergrepen heeft aan een hulpeloze vrouw. Als de agent(e) vertrokken is, slaat de ontreddering pas echt toe. Al tientallen jaren is ze samen met haar echtgenoot en nu komt ze erachter waartoe hij in staat is en welke duistere krachten er diep in hem gloeien. En de bange twijfel groeit of dit wel de enige casus is, óf de onthulling van een macabere reeks gevallen van seksueel misbruik. 

Het slachtoffer, toch al fysiek en psychisch vermoeid door ziekte, is beland in de hel van de herinnering aan de brute aanslag op haar lichamelijke integriteit en haar wezen. Bovendien ziet ze haar vertrouwen in een hulpverlener afgestraft door zo ongeveer de laagste vorm van verraad denkbaar. En haar echtgenoot, die al met een zieke vrouw tobde, krijgt nog eens de dubbele last van haar verdriet en zijn woede om deze nieuwe slag te verduren. 

Op één middag zijn twee huishoudens in een diepe en langdurige crisis gestort. Door een man die niet bestand bleek tegen driften die niemand kende en die hij zelf misschien ook onderschatte. Je zult decades met zo’n man geleefd hebben. Je zult als collega jaren met zo iemand hebben samengewerkt of hem als zieke vertrouwd hebben en hem toegang hebben gegeven tot je intimiteit. Het roept de vraag op, hoe goed we elkaar en onszelf eigenlijk kennen. Het is een retorische vraag en ik wou dat ik er een optimistisch antwoord op wist.

 

maandag 26 november 2012

Tijd tekort


Soms denk ik dat alle technologische vernieuwing één groot complot is met als doel ons stil maar doeltreffend te beroven van onze tijd.  

Een vriend was ingegaan op een aanbieding van een communicatiebedrijf en had het nieuwste van het nieuwste kastje voor internet, telefonie en televisie in huis gehaald. Je kon er wel 110 zenders mee bekijken en vier tv-programma’s tegelijk opnemen, ook nog eens razendsnel mee internetten en zelfs ouderwets mee bellen. Er hing een duur abonnement aan vast, maar dan had je ook wat. Kopzorgen, bijvoorbeeld. 

Hoewel deze vriend zeer goed thuis is in de communicatietechnologie, werd hij regelmatig radeloos van zijn nieuwe speeltje. De menu’s oogden flitsend, maar bleken nodeloos ingewikkeld, zodat de eenvoudigste wensen uitmondden in lange speurtochten door de software. Diverse keren kwam hij er alleen niet uit en moest hij de telefonische hulp van de provider inroepen. Wie wel eens een helpdesk belt, weet hoe moeizaam dat doorgaans gaat. Zo had hij al heel wat uren vermorst dankzij de alles-in-één-box.

Eenzelfde ervaring had ik toen ik een nieuwe, eenvoudige camera kocht en meteen al depressief werd van de handleiding, een in het koeterwaals geschreven wegwijzer door een digitaal oerwoud. Zo vergde het ook heel wat tijd voordat het goed kwam tussen mij en de nieuwe laptop. En raakte ik laatst weer eens in gevecht met een van die webshops die er een eer in stellen het hun klanten zo lastig mogelijk te maken.

Hoe meer tijd we besparen, hoe minder tijd we overhouden, zei schrijver en filosoof Joke Hermsen onlangs tijdens een lezing. ‘Het komt ook door het toenemend gebruik van communicatietechnologie. Zo moet een manager tegenwoordig dagelijks tien keer zoveel informatie doornemen als tien jaar geleden.’ Ook thuis, aldus Hermsen, maakt het brein overuren door voortdurend beelden en informatiestromen van TV en internet te decoderen en verwerken. ‘Gevolg is dat we massaal op een overspanning van ons brein afstevenen.’
 
Als ik zoiets lees, krijg ik een onbedwingbare behoefte om eens flink tijd te gaan verspillen. Daarom ga ik eerst maar een half uurtje in huis lummelen, dan wat rondhangen in de stad, misschien even naar het café om wat te beppen met halve bekenden en door magazines voor een Ander Soort Mensen te bladeren, en vervolgens ga ik nog een eindje door het park kuieren.
 
Als ik dan weer thuis ben, ga ik een lange brief schrijven aan de regering, het Europees Parlement en de Verenigde Naties, dat al die technologische vernieuwing een complot is om ons van onze tijd te beroven. Nou moet ik alleen nog uitvinden wat de complotteurs met die tijd gaan doen, dus daar ben ik nog wel even zoet mee.

 

 

 

dinsdag 20 november 2012

Kan die Sinterklaasmuziek uit?


 
Geen kwaad woord over Sinterklaas. Geen kwaad woord over Kerstmis. Maar die liedjes! Ik heb eens drie jaar in een drukke winkelstraat gewoond. Daar heb ik een levenslange allergie voor Sinterklaas- en Kerstliedjes aan overgehouden. 

Half november begon het. ’s Ochtends tegen een uur of tien arriveerde de eerste stoomboot met zijn waaiende wimpels en pas om zes uur, of op koopavonden om negen uur, huppelden de paardjes de straat weer uit. De hele dag door werd er op de deur geklopt en wie zou dat nou toch eens zijn? 

Mijn werkkamer bevond zich aan de straatkant en had enkel glas, zodat ik voortdurend op die melige deuntjes werd vergast. Ik belde wel eens naar de winkelier die verantwoordelijk was voor de geluidsinstallatie: of het alsjeblieft wat zachter kon. Nee, dat kon niet, mogen wij van de middenstand ook eens wat verdienen? 

Op 7 december, Sint had amper zijn biezen gepakt, begon de volgende ronde. Van tien tot zes en op koopavonden tot negen lagen de herdertjes in het veld en luidden de klokjes klingelingeling. Laat het refrein van dat laatste lied eens tot u doordringen: Luid klokjes klingelingeling, / luid klokjes kling. / Kling klokjes klingelingeling, / kling klokjes kling. / Kling klokjes klingelingeling, / kling klokjes kling. – Geloof me, het is een beproefde methode om brave burgers tot razernij te brengen.

Soms, heel soms, vergat de dienstdoende winkelier zijn versterker aan te zetten en snoof ik genietend de ochtendstilte op, maar altijd hervond hij zich en klingelingde het opnieuw van de dennenbomen en het sterreblinken in de straat. Daar hoorde ik d’engelen zingen / Hun liederen vloeiend en klaar. En oh, daar rinkelden de bellen van de paardenslee alweer, jingle bells, jingle ALL THE WAY. Was het maar vast Stille Nacht.

Afijn, ik heb het overleefd. Toen ik op een decemberdag na mijn verhuizing nog eens in de straat kwam, liep ik de volgende bewoner van het appartement tegen het lijf. De woning beviel wel, zei hij, maar van die Sinterklaasmuzak werd hij zó gestoord dat hij op een nacht de kabels tussen de luidsprekers had doorgeknipt. Ze waren na een dag weer gerepareerd.

 

maandag 19 november 2012

Waarom worden kapsters niet ouder dan veertig?


 
Je mist meer dan je meemaakt, citeerde ik in een vorig stukje Martin Bril. Een variant daarop geldt evenzeer, realiseer ik me nu: er gaat meer boven dan onder je pet. 

Allereerst natuurlijk de zaken die vrijwel niemand begrijpt. Dat een vliegtuig met de afmetingen van een heel gebouw zich kan losmaken van de aarde. Dat we pratend tegen een mobieltje via een satelliet aan de andere kant van het land worden verstaan. Waarom de een zoveel meer pech heeft dan de ander en dat de ander zoveel mooier is dan de een. Of hoe we een einde maken aan de economische malaise. 

Maar er zijn zovéél onbegrijpelijke kwesties. Waarom:
·       Zijn sommige verpakkingen alleen open te krijgen met het risico van automutilatie.
·       Stoppen vrouwen hun mobieltjes consequent onderin een overvolle tas.
·       Worden kapsters niet ouder dan 40.
·       Houdt de gênante rage van de afgezakte broeken maar aan.
·       Kopen oudere echtparen dezelfde fiets.
·       Rijden louche types graag in zwarte Golfjes.
·       Houden verpakkingen van broodbeleg zich niet aan de maten van bewaardozen voor de koelkast.
·       Is het Gooi bij uitstek de biotoop van de nouveau riche.
·       Slaat Nederland vrijwel altijd een modderfiguur bij het Europees Songfestival.
·       Zeggen zoveel mensen om de haverklap ‘zeg maar’.
·       Heeft ‘goedendag’ plaatsgemaakt voor achtereenvolgens ‘doeg’, ‘doei’ en ‘doeidoei’.
·       Gaan jonge mensen nog bij de schutterij.
·       Is de veelzakkige bodywarmer de favoriete dress van de seniore man.
·       Dragen zo veel vrouwen driekwartlange broeken, ook al hebben ze lelijke enkels.
·       Is het hoofdknikkend hoedenplankhondje bijna uitgestorven.
·       Is spreken met een tongval niet meer taboe op de televisie.
·       Sturen we nog amper brieven en kaarten post, terwijl we het zo plezierig vinden brieven en kaarten te ontvangen.
·       Geldt in Amerikaanse films de Volvo als artistieke, Europese auto en niet bijvoorbeeld Citroen.
·       Staan de meeste invalidenparkeerplaatsen leeg.
·       Wordt voor braakliggende terreinen niet vaker een goedkope tijdelijke bestemming gezocht.
·       Blijven afstotelijke woorden zoals ‘koopkrachtplaatje en ‘randvoorwaarden’ courant.
·       Maakt het heel wat mensen niet uit om luidkeels in de trein over privézaken te bellen.
·       Slaan filmacteurs hun borrels altijd in één keer achterover.
·       Zijn ze twee deuren verderop nu al acht maanden aan het schuren. 

Inzenders met de juiste antwoorden kunnen rekenen op een hug van de auteur.

 

vrijdag 16 november 2012

Wat we allemaal niet meemaken


 
Je mist meer dan je meemaakt,'Martin Bril schreef het al eens. Overal en altijd is er van alles en nog wat aan de hand en jij bent er niet bij. Natuurlijk, je zou anders stapelgek worden, maar toch. 

Een spits maakte een topgoal en jij zat niet in het stadion. De idyllische binnenstad van Drjnopr werd een week lang betoverd door lichtkunstenaars, maar zonder jou. Aan de oever van de Mississippi huilde een blueszanger zijn hart leeg en jij hoorde het niet.  

Ik kom erop nu ik een jasje uit de kast haal en een stokoud houten knaapje in de hand heb waar allerlei verhalen aan hangen die zich buiten me om hebben afgespeeld.  

Deze kleerhanger heeft al een heel leven achter de rug. Chem. Reinigen “Grashoff” Elst Tel. 679 Tapijtreinigen luidt het opschrift. Hoe oud is hij wel niet, gezien het feit dat hij geboren werd in een tijd dat ze in Elst nog driecijferige telefoonnummers hadden? Een netnummer ontbreekt, waaruit valt af te leiden dat de firma Grashoff er vanuit ging dat haar producten het dorp niet verlieten. En toch wist een van haar kleerhangers in de loop van de decennia honderd kilometer verderop te raken. Via welke huizen, wil ik meteen weten, wie woonden daar, wat voor kleren hingen er allemaal aan dit knaapje en wat vertelden die over de dragers? 

Ik googel even op Elst en Grashoff. De plaatsnaam komt zowel in Gelderland als in Utrecht voor, maar de naam Grashoff duikt alleen in het Betuwse Elst op. Beetje jammer, want in het Utrechtse Elst hebben ze een berg van 63,2 meter hoog (waarbij het decimaal nogal intrigeert) en herinneren ze zich als beroemde inwoners de adellijke Henriëtte van de Poll, ooit hofdame van koningin Emma, en Dirk van Noort, die een BN’er werd toen hij in het programma Showroom tegensprak dat er ooit mensen op de maan waren geweest. Die berg van 63,2 meter, trouwens, heet de Elsterberg en heeft naam gemaakt doordat amateurarcheologen Lot Delfin er tijdens haar dagelijkse boswandelingen met haar hond prehistorische grafheuvels ontdekte. – Het is allemaal aan me voorbijgegaan.

Anderzijds pleit voor het Gelderse Elst, dat die naam volgens de geleerden afkomt van het Germaanse alhistja, wat heidens heiligdom betekent, en dat er resten van grote Romeinse tempels zijn aangetroffen, antecedenten die het dorp zowel historisch als spiritueel aanzien verlenen. Als beroemdheden wier wieg in dit Betuwse dorp stond, noemt Wikipedia Pierre Kartner en Henkie, rijinstructeur en zanger. Het moet fijn zijn op die manier bekendheid te genieten: Henkie, rijinstructeur en zanger. 

Tenslotte blijkt de firma Grashoff nog steeds in Chem. Reinigen te doen. Ze huizen op de Dorpsstraat, naast Stift Juwelen en Haarmode Berty. 

Het is duidelijk, ik moet naar de twee Elsten. Zodra ik naar Drjnopr en de Mississippi ben geweest.
 

* Dit stukje is een bewerking van het eerder op deze blogspot gepubliceerde 'Bereisd knaapje'
 

dinsdag 13 november 2012

Fallussen en omaatjes


 
 
 
Het schijnt dat ik geen doorsnee-man ben. Twee Amerikaanse wetenschapper hebben het voor me uitgezocht en zijn erachter gekomen dat gewone mannen er heel andere liefhebberijen op nahouden dan ik. Kerels, ook heteroseksuelen, kijken op pornosites graag naar penissen. Ze vallen ook vrij massaal op voeten. Ze prefereren mollige tot dikke vrouwen boven dunne exemplaren. En liefst zijn die vrouwen jong, maar een granny op zijn tijd vinden mannen niet te versmaden. 

Wat nou weer? Het zijn conclusies uit het boek A Billion Wicked Thoughts van Sai Gaddam en Ogi Ogas, waarover in de Amerikaanse pers al het nodige is geschreven en dat vorige week in de dagbladen van Wegener werd gesignaleerd.  

De twee neurowetenschappers hebben op ongebruikelijke wijze onderzoek gedaan naar onze seksuele belangstelling. Daarvoor analyseerden ze onder meer een miljard erotische zoekopdrachten op internet, die anders dan sommige resultaten uit opinieonderzoek niet zijn bijgekleurd door sociaalwenselijke antwoorden. Bovendien analyseerden ze naar eigen zeggen miljoenen erotische video’s, verhalen en dating-advertenties, alsook tienduizenden liefdesromans. 

Een paar opvallende conclusies staan hierboven al aangestipt. Zelf keek ik het meest op van de belangstelling die heteromannen voor anderluis penissen zouden koesteren. Volgens Gaddam en Ogas kijken mannen bijna net zo vaak naar – liefst grote – roedes als naar vagina’s. Verder zou Japanse grafische porno populair zijn onder mannen. Vrouwen lezen liever erotische verhalen dan dat ze naar pornografie kijken, stellen de auteurs, niet geheel verrassend, al kijken heterovrouwen volgens hen wel graag naar twee vrijende homo- of heteromannen. Zo zouden mannen weer opgewonden raken van hermafrodieten. 

Persoonlijk ken ik evenveel heteroheren die met elkaar vrijen, als kerels die lol beleven aan zwoele Japanse graphics en aan hermafrodietenporno: nul. Ik ben dan ook geen doorsnee-man. Maar bestaat die doorsnee-man van Gaddam en Ogas eigenlijk wel?  

Met het ontleden van zoekgedrag op internet krijg je wellicht boven water, naar welke erotiek internetgebruikers zoeken, maar niet wat de algemene seksuele zeden zijn, want hoe massaal ook, het blijft een selecte en dus onwetenschappelijke steekproef. Hoe veel mensen zoeken zelden of nooit naar internetporno? En andersom: in welke mate beïnvloedden grootgebruikers de door Gaddam en Ogas onderzochte data en daarmee hun analyses en conclusies? En willen internetters die naar porno zoeken echt hun zinnen prikkelen, of vooral hun nieuwsgierigheid? 

Misschien kun je met een computer wel een miljard zoekopdrachten analyseren. Maar ‘miljoenen’ video’s bestuderen? Met een gemiddelde lengte van anderhalf uur per video zou één miljoen video’s al neerkomen op 62.500 dagen ofwel 171 jaar onafgebroken kijken. Daar komen dan nog eens tienduizenden werkdagen voor het lezen van al die kasteelromannetjes bij. En dan moet dat alles nog eens worden geanalyseerd. Dat is óf quatsch óf bedrog. 

Andere wetenschappers hebben in de Amerikaanse pers al vastgesteld dat Gaddam en Ogas nauwelijks inzicht geven in hun bronnen en methodes, maar wel voortdurend met ferme conclusies wapperen. 

Voorlopig houd ik het er maar op, dat ik geen zwak voor fallussen en hete omaatjes hoef te ontwikkelen om een gewone man te blijven.

 

 

zondag 11 november 2012

Mooi, vandaag is het Helaasdag



Het is net of deze dag zichzelf heeft uitgeroepen tot Helaasdag. Alles wat op mijn pad komt, ademt een sfeer van vergeefsheid. 

De krant toont het spijtige gezicht van Mitt Romney nadat hij strandde in zijn poging Barack Obama van de troon te stoten. Het kersverse kabinet weet de stroom van kritiek op zijn nivelleringsplannen maar niet te stoppen. Een jongen kon niet meer leven met pesterijen en doodde zichzelf. Zijn ouders roepen op een eind te maken aan het pesten en iedereen weet dat dit een vergeefs appèl is.  

Ook het leven buiten de krant is in de ban van vruchteloosheid. De zon komt maar niet door de wolken heen. In het café glimlacht een man hoopvol naar een markante vrouw die alleen aan een tafel zit en krijgt een ijzige oogopslag terug. Een vriend ziet zijn huwelijk stranden nadat zijn minnares ook al met hem brak. Een neef die een jaar geleden dolenthousiast een eigen zaak begon, gaat reddeloos failliet. Een stukjesschrijver schrijft een stukje van niks. 

Vandaag is alles ijdel en hopeloos. Het klinkt dramatisch, maar ach, niets is zo gewoon als de mislukking. Tegenover iedereen die wint, staat nu eenmaal een verliezer en geen succes zou zoet proeven zonder de tegenvoeter van het echec. Elke sterveling legt het op den duur af tegen het leven, want, om met J.C. Bloem te spreken: ‘Het voorbestemde doel van ’t paren / Is niet minder dan de wieg het graf.’ 

We weten dat het zo gaat, en toch rollen we elke dag weer onze steen tegen de berg op. Ik vind het mooi, al dat streven, vervuld van hoop en verbeelding. 

Terwijl ik dit opschrijf, schiet me een herinnering te binnen aan een vergeefse onderneming in Japan. Ik was per flitstrein van Tokio naar Kyoto gezoefd en had alleen maar metropool gezien, woontorens, kantoren, snelwegen, warwinkels van beton en staal en neon. Het werd hoog tijd voor een tempel. Een gidsje beval de Kiyomizu aan, de tempel van een elfhoofdige godin. 

In mijn ryokan, een traditioneel pension, sprak men geen woord Engels, maar die Kiyomizu, gebaarde de pensionbaas, lag ginds op die heuvel. Aan de voet ervan bevond zich een kleine tempel waar net een dienst begon. Priesters in paars en turkoois en op zwartgelakte klompen brachten offergaven naar een tafel en monniken maakten in het halfduister maakten hypnotiserende muziek en slaakten ijle kreten. Het was er hemels sereen.

Achter de kleine tempel voerde een eindeloos lange trap omhoog naar mijn bestemming. Ik klom en klom, want ik moest en ik zou, vijfhonderd treden, op weg naar mijn elfhoofdige godin. En toen ik ademloos boven kwam, stond daar dus helemaal geen godinnentempel, maar een onbeduidend monument. Alle Zenmeesters van Kyoto schaterden het uit.

Een uur later kwam ik bij de echte Kiyomizu aan en die was heel indrukwekkend, maar nergens vond ik de stille bekoring van het naamloze tempeltje aan de voet van die ene lange trap naar niemendal.

Jaren nadien zit ik met die herinnering achter mijn bureau en zin op een slotzin die alles op zijn plek laat vallen. Maar helaas.