woensdag 5 september 2012

Wat moesten we zonder de leugen?


 
De hele verkiezingscampagne is er al opwinding over liegende politici. Intussen kan het geen kwaad ons te herinneren dat de wereld aan elkaar hangt van de hele en halve leugens. Iedereen doet zich bij tijd en wijle beter voor dan hij of zij is: van prominente bankdirecteuren die hun seksueel wangedrag ontkennen, hoogleraren die plagiaat plegen en gedrogeerde sporters, tot sollicitanten die zich als alleskunners voordoen en uitgaanspubliek dat zich opdoft tot glitter & glamour.

Er wordt vermoedelijk nergens zo enthousiast gelogen als in de reclame. Geen conserven zo lekker, geen auto zo zuinig, geen kostuum zo gegoten en geen vakantieoord zo paradijselijk als het onze. In advertenties en tv-commercials wordt consequent een perfecte wereld voorgespiegeld, moeiteloos te bereiken door de creditcard te trekken. Volgens hetzelfde principe maken we in het dagelijkse leven ook voortdurend reclame voor onszelf en proberen we onze uitstraling imago te versterken met behulp van merken en cosmetica. 

Op kantoor suggeren we dat die ene vondst of prestatie voor honderd procent aan ons is toe te schrijven. In het restaurant bevestigen we dat ‘alles naar wens’ is, ook al kwam het voorgerecht al bij het aperitief en is de rode wijn te koud. Thuis fluisteren we onze geliefde in het oor dat niemand zo aantrekkelijk is; niettemin dromen we onrustig van fatale filmsterren. Aan de telefoon vragen we hoe het gaat zonder dat het antwoord ons wezenlijk interesseert. Bij de belastingaangifte besluiten we diverse inkomsten maar te vergeten. 

Iedereen liegt, dag in, dag uit, en dat is maar goed ook. Het sociale verkeer zou onverdraaglijk worden als we elkaar voortdurend maar de waarheid vertelden. Geen verkooppraatje kan buiten enige overdrijving. Een conversatie wordt eleganter als er nu en dan een compliment wordt uitgewisseld. Een smoes of jantje-van-leiden kan de nodige energie besparen. En er schuilt troost in het schouderklopje voor onze collega die weliswaar een zesje levert maar daar flink zijn best voor heeft gedaan. 

Beleefdheid en goede manieren zijn nogal uit de gratie geraakt in een tijd waarin het ‘reaguren’ opkwam en de opgestoken middelvinger een vertrouwd verschijnsel werd. Het zijn vormen van assertiviteit waarin het individu zich misschien kan ontladen, maar waar de samenleving bij inlevert. De communicatie wordt niet plezieriger van ruwheid en onversneden commentaar maar is sterker gebaat bij het behoedzaam gekozen woord, ook al komt dat soms neer op een halve waarheid, een diplomatieke ontwijking of een leugentje om bestwil. 

Leugens kunnen mensen of zaken beschadigen. Dat is het duidelijkst bij klinkklaar bedrog. Mensen, politici bijvoorbeeld, die stelselmatig een loopje nemen met de feiten, raken hun geloofwaardigheid kwijt. Andersom kan de naakte waarheid mensen en zaken evengoed schade berokkenen. Het heet niet voor niets dat alleen kinderen en gekken de waarheid spreken – verstandige mensen met levenservaring weten wel beter. 

‘Liegen is universeel,’ schreef Mark Twain meer dan een eeuw geleden. ‘We liegen allemaal. Daarom is het voor ons verstandig om onszelf ijverig te oefenen in het zorgvuldig en deskundig liegen; om te liegen met een goede bedoeling en niet met een kwade; om te liegen in het belang van anderen en niet in ons eigen belang; om genezend te liegen, liefdadig, menselijk en niet wreed, grievend en kwaadaardig; om aangenaam en hoffelijk te liegen en niet lomp en tactloos; om standvastig te liegen, openhartig, oprecht, met opgeheven hoofd, niet aarzelend, omslachtig en met een schuwe blik, alsof we ons schamen over onze verheven roeping. Dan zullen wij ons hebben ontdaan van die stuitende en verderfelijke waarheid, die het land aantast. Dan zullen wij groot, goed en prachtig zijn en zullen wij waardige bewoners zijn van een wereld waarin zelfs de goedaardige Natuur doorgaans liegt, behalve als zij vreselijk weer belooft.’


Zie ook www.hpdetijd.nl/leven/matt-dings