donderdag 7 maart 2013

Voila, een stukje van niks




Of het lukt, is natuurlijk de vraag, maar ik zou wel eens een stukje willen schrijven waar de stukken vanaf vliegen.

Ik zit voor het beeldscherm op een wereldprobleem te broeden, en ineens blijf ik aan het woord ‘stuk’ haken. Vier letters slechts, maar een veelvoud aan betekenissen.

Als journalist denk je bij ‘een stuk’ of ‘stukje’ natuurlijk allereerst aan een artikel, ooit geschreven of nog in de pen. Stukken hebben gemeen dat ze vaak vooraf onhaalbaar en achteraf onherhaalbaar lijken. Toch blijken het uiteindelijk soms stukken en stukjes van niks.

Mannen denken bij ‘stuk’ al gauw aan een adembenemende vrouw, weggelopen uit een zwoele film met sportwagens, stranden en schemerige cocktailbars. Al realiseer ik me dat ik de term in die zin niet zo vaak meer bezig. Of dat komt doordat het aantal adembenemende vrouwen afneemt, valt te betwijfelen – het zal wel vrouwvriendelijke correctheid zijn.

Een andere krachtige betekenis krijgt het woord als we ergens stuk van zijn. Een gebeurtenis heeft ons dermate overrompeld dat we als het ware van schrik uiteen zijn gevallen. Daar liggen we dan, in gruzelementen, een porseleinkast na het bezoek van een olifant. Helemaal het tegenovergestelde van een vent of vrouw uit één stuk: die zijn niet van hun stuk te krijgen.

Toneelspelers voeren stukken op, schakers breken er hun brein mee, postbodes bezorgen ze, slordige rijders maken ze, drinkers hebben er één in hun kraag en wie populair is, kan het niet meer. Als we iemand niet lusten, noemen we hem een vuil stuk vreten. De zekeren van hun zaak houden voet bij stuk. De geleerde onderzoekt een vraagstuk, de prelaat een geloofsstuk. Een rechter buigt zich over processtukken. De kunstjesflikker krijgt lik op stuk. En als ze er in Twente niet mee zitten, zeggen ze: “Stuk mien niks.”

Dat stukje uit de aanhef houdt u nog van me tegoed.