woensdag 26 juni 2013

De kunst van het wachten




In verband met een medisch akkefietje kon ik me dezer dagen weer eens verdiepen in de kunst van het wachten.

Wachten kun je natuurlijk overal, op het treinperron, bij de balie voor het afhalen van een nieuw paspoort, in de file op de autoweg, in het café waar je afspraakje maar niet opdaagt of liggend in bed en hopend dat de slaap nou eindelijk komt, maar nergens kent het zoveel reliëf als in de gezondheidszorg, waar het is verbonden met angst, hoop en spanning over de uitslag of de behandeling die straks zal volgen.

Van de huisarts tot de tandarts en van de bekkenbodemtherapeut tot de oncoloog: allemaal hebben ze speciale ruimtes ingericht, waar de patiënt zich in stilte kan voorbereiden op consult, controle of ingreep. Meestal staat er duurzaam meubilair van een speciale leverancier, in geruststellende tinten en met afgeronde hoeken. Grote wachtruimtes bieden nog wel eens een koffieautomaat, of een hoektafeltje waarop een thermoskan en wat koppen en schotels prijken. Ook liggen er altijd onbestemde tijdschriften van het soort dat je zelf nooit in huis haalt. Boulevardbladen met verbleekte roddels. Een damesblad met twaalf tips voor een ideale taille en een half ingevuld cryptogram. Een glossy vol suggesties voor de winter van 2011.

De wachtkamer waar ik deze week was, bood een psychologiemagazine met een groot verhaal over geduld. Aan de muur hing een schilderijtje dat waarschijnlijk vervaardigd was door iemand van de administratie. En tegenover me zat een oud Indisch dwergvrouwtje met volle overgave te geeuwen. Ze had al een gezicht als een verschrompeld appeltje, maar als ze dan in een nieuwe gaap uitbarstte, waarbij ze haar mond wijd opende en haar ogen stijf dichtkneep, dan plooiden al die plooien zich nog dieper zodat er een plastiek van het wachten ontstond.

Je slaat het ene been over het andere en een tijdje later het andere over het ene. Je volgt de fijne barst in het stucwerk, die over de muur kronkelt als een rivier door de jungle. Je knoopt je veters opnieuw. Je staat op en slentert de gang in, tot de tochtdeuren en dan retour, en dat nóg eens, zoals de ijsberen dat inderdaad doen, hoewel die die verbetener ogen dan de wachtende slenteraar, wiens pas eerder iets gelatens en meditatiefs heeft. En kom je dan eindelijk terug in de wachtkamer, dan geeft de grote klok daar aan dat er alweer drie minuten verstreken zijn.

Ik probeerde me voor te stellen hoeveel tijd ik in al mijn jaren al wachtend had doorgebracht. Was dat verdane tijd geweest? Of vormen die lege momenten noodzakelijke pauzes? De antwoorden lieten passend op zich wachten.