zondag 2 februari 2014

De man voor het raam


De man voor het raam. Zo zat ik vier dagen lang tweehoog achter het vensterglas van Máxima Medisch Centrum. Voor de vele passanten op weg naar de ziekenhuisingang zou ik de man achter het raam kunnen zijn, maar bijna niemand die me zag, eenieder liep daar met de blik op oneindig en het hoofd vol besognes. Nee, ik was de man voor het raam, tijdelijk ondergebracht in het zorgstadje dat een ziekenhuis is.

De operatie aan een uitgestulpte slagader, een aneurysma, was met succes afgerond en na 24 uur bedarrest werd ik ‘gemobiliseerd’. Normaliter wordt zo’n term van de zolder gehaald als er strijders moeten worden opgeroepen om een gevaarlijke vijand mores te leren, maar in het medisch jargon betekende mijn mobilisatie een verandering van liggen naar zitten en een paar meter lopen. Dat klinkt minder heroïsch dan de militaire variant, maar ik ervoer het toch ook als een hele gebeurtenis: als vooruitgang op de terugweg naar de normaliteit.

Spleen
In eerste instantie zat ik, zoals in het gedichtje Spleen van Bomans, ‘mij voor het vensterglas onnoemlijk te vervelen’, maar geleidelijk aan begon ik toch schik te krijgen in de wereld aan gene zijde, een wereld met een flinke dynamiek en speciale kenmerken.

Er waren bovengemiddeld veel ouderen en jonge mensen met kinderwagens te zien. Trouwens ook bovengemiddeld veel ander rollend materieel: rollators, brancards, scoots, rolstoelen in alle denkbare uitvoeringen. Een man holde naar de ingang, kerngezond zo te zien. Misschien lag zijn vrouw te baren. Of was de toestand van zijn schoonmoeder ineens kritiek.

Moeilijke teen
Zo fantaseerde ik meer verhalen bij elkaar. Die vrouw kwam voor een echo van het kindje in haar buik. Die man was op weg naar een diagnose gevorderde prostaatkanker. Er liepen mensen met een slechte lever, lastige longen, een moeilijke teen, opspelende zenuwen, een maagverkleining, een haperend hart. Oude mensen die elkaars karretje duwden, brachten een oude liefde in herinnering die dat ook beloofde – er kwam nogal wat tussen.

In de ziekenhuisvleugel aan de overkant zag ik de groene mutsen van de OK en de verkoeverkamer. Daar beneden de revalidatieafdeling waar patiënten hun ondermijnde spieren weer oefenden. Elders kantoren waar vermoedelijke staffunctionarissen beraadslaagden over targets en structurele processen en beleidsimplementaties.

Mies en opgewekt
Een bloemist bezorgde een grafstuk en passeerde het boetiekje met blije ballonnen en babyslabbers voor idiote kopers die I OPA voor een toptekst hielden. Geen plaats waar de polen van het volle leven elkaar zo dicht naderen: geboorte en dood, ziekte en gezondheid, vreugde en leed, hoop en wanhoop, verval en herstel, lichaam en geest. Ik registreerde de tegenstellingen zelf ook. Zo mies en ziek en triest als ik me hier in mijn slechtste uren voelde, zo opgewekt en vol goede moed was ik toen ik de bevestiging had gekregen dat ik weer naar huis kon.

Eigenlijk merkwaardig: nooit krijg je zoveel aandacht, zorg en steun als in een ziekenhuis en toch is bijna het beste wat je als ziekenhuispatiënt kan overkomen je ontslag. Er komt een einde aan je opsluiting, je bestaan onder vreemde regie, je vrijwillige quarantaine. Je krijgt je leven terug.

Zaterdagochtend. De man voor het raam stond op uit zijn stoel, pakte zijn koffer en slofte –moeizaam nog – de gang op, de lift in, een andere gang door, naar de uitgang. Weer een etappe gehaald.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten