maandag 28 november 2016

Een bukuring van 10000 euro

Als stukjesschrijvers over hun kleinkinderen beginnen, kun je beter snel doorbladeren. Alsof het een natuurwet betreft, bloezen zulke stukjes altijd over van schattigheid en vertedering en bestaan ze eigenlijk uit één langgerekt aaahhh... Daar moet je maar tegen kunnen, dus click gerust door naar iets substantiëlers.
Want – ik zeg het fluisterend – ik wou het voor één keer, en daarna nooit meer, heus, beloofd, hand op mijn hart, hebben over Madee, mijn zes jaar jonge kleindochter.
Toen zij van de week hier was, was ik zelf niet erg in vorm. Moe van niks, zoals je dat hebben kunt met sommige kwalen, hing ik zwijgend in een stoel en noteerde werktuiglijk toe hoe zij verderop in de kamer zat te spelen. Zij was politieagent en leidde de boel in goede banen, begreep ik nog net – de finesses ontgingen me.
Na een tijdje pakte ze een paar memovelletjes en begon van alles op te schrijven. Sinds ze kan lezen en schrijven, leest en schrijft ze met een hartstocht waarvan ik graag zou claimen dat die in haar genen zit, maar daar ben ik niet helemaal zeker van. Enfin, toen ze klaar was, kwam ze op me af en overhandigde me met een plechtig ‘alstublieft, meneer’ haar notities. ‘Bukuring’ stond er boven. De bekeuring was meteen ook als vermaning opgesteld, zo las ik: ‘Niet stil zijn. Dus praaten.’ En omdat ik me daar niet aan had gehouden, kreeg ik een boete die me mores zou leren: 10000 euro, nu betalen! De afronding was wel weer huiselijk: ‘Groetjes, politie.’
Een goede grap is behalve komisch ook een beetje tragisch: wekt een glimlach op en schuurt tegelijkertijd. Zo was het met Madees bukuring ook gesteld. Het was geestig dat een zesjarig meisje haar opa op de bon slingerde wegens verregaande ongezelligheid. En het was een beetje droef dat dit vergrijp voortvloeide uit een fysieke beperking en opa daarom niet voluit viel aan te rekenen. Maar opa voelde zich betrapt voelt op nalatigheid, en dat schuurde, wat het tragikomische effect compleet maakte.

Morgen komt ze weer. En dan verzamel ik al mijn energie en ga ik restaurantje spelen en opa was de kok / Bokkenwagen spelen met opa als de bok /In heel Europa, haar ouwe opa /Niemand zo aardig als hij!

zaterdag 26 november 2016

Alex Roeka en het lied van de kansen

Het is al twee dagen geleden en toch dansen er nog flarden van zijn songs door mijn hoofd, deinende strofes over de liefde en het leven en de lusten en de lasten, geschreven en gezongen door Alex Roeka, gehoord in het Eindhovense Parktheater.
Het is bepaald niet de eerste keer dat ik het over hem heb. Voor die eerste keer moeten we helemaal terug naar 1994, toen ik hem zag optreden tijdens een poëziefestival. Hij was nog nagenoeg onbekend, had nog geen CD en amper een programma, maar ik was verkocht. “Even onbekend als geweldig,” noteerde ik toen in HP/De Tijd. “Onthou die naam. Boek die man.”
Die eerste CD kwam en de volgende negen ook, tot en met het album ‘Voort!’, waarmee hij nu door het land trekt. Hij haalde er twee Edisons en de Annie M.G. Schmidtprijs mee, plus een hele stapel lovende recensies.
Hij is dus inmiddels behoorlijk bekend. En ik vind hem nog steeds geweldig. In zijn jongste werk lijkt hij beter dan ooit op dreef. Het ademt zijn oude fascinatie voor de zelfkant en ‘de schoonheid van de val’, maar kent ook tere momenten, en erupties van levensdrift: van ‘dansen op de kookplaat van de hel’.
In het Parktheater werd ik vooral gegrepen door het laatste nummer: Lied voor de komende tijd. Dat gaat, de titel ten spijt, vooral over het hier en nu, waarin het leven herboren wordt terwijl het vergaat: ‘Elk moment is van alles opnieuw het begin.’ Dat vond ik wel een montere gedachte. Als de ene dag eindigt, neemt de volgende alweer een aanvang, en morgen idem dito. ‘In dit moment,’ zong hij. ‘zul je mee moeten dansen / Op het lied van de kansen dat je steeds weer vergat.’
Er volgde een toegift waar ik het een beetje te kwaad mee kreeg, een wat ouder lied dat me altijd al aansprak, maar waarin ik deze avond het eb en vloed van mijn eigen recente tijd herkende, versterkt door de weemoedige cadans van de ballade en Alex z’n hese fluisterzang:
Gestreeld en gekrast door de liefde
Gestreeld en gekrast door de tijd
Gestreeld en gekrast door het leven
Dat speelt met je dromen
Gestreeld en gekrast
Zie zijn speellijst: http://www.alexroeka.nl/nl/speellijst


dinsdag 22 november 2016

Sylvana en het grote misnoegen

Lastig onderwerp: Sylvana Simons. Vooral sinds zij politiek actief is voor de op allochtonen gerichte partij DENK, wekt ze ongekende reacties los, oplopend van ergernis en woede tot regelrechte haat en racisme. De bronnen van al die boosheid variëren ook: van de aanhang van Zwarte Piet tot extreem rechts – zo extreem dat in die hoek zelfs de Ku Klux Klan te hulp wordt geroepen.
Wat ik lastig aan het onderwerp vind, is dat Sylvana me ook regelmatig irriteert, maar dat ik mezelf op dat punt niet helemaal vertrouw: ai, ben ik soms in het diepst van mijn gedachten niet zo politiek-correct?
De Volkskrant probeert de anti-Sylvana-stemming vandaag te duiden en stelt onder meer dat een felle vrouw zoals zij meer weerstand oproept dan een scherpe mannelijke debater. Een reactie die door de sociale media snel wordt verspreid. Daarbij behoort ze ook nog eens tot een (zwarte) minderheid, en dat helpt evenmin. In het AD wijst columnist Özkan Aykul erop dat zij een impopulaire boodschap combineert met een pedante uitstraling en een hang naar publiciteit: een recept voor brede aversie.
Zelf denk ik dat er ook nog iets anders speelt. De progressieve gemeente, die Sylvana als gelijkgestemde meenden te kennen, schrokken toen zij zich bekende tot DENK, een partijtje met niet zo progressieve opvattingen en bovendien een afsplitsing van de PvdA: afvalligen dus. Dat kostte haar veel sympathie ter linker zijde. Extreem-rechts had er met haar een nieuwe vijand bij. Bovendien wekte ze bij het midden antipathie door met gestrekt been te ageren tegen Zwarte Piet, belichaming van een gekoesterde vaderlandse traditie. En dan straalt ze ook nog eens een koele grimmigheid uit die niet wordt getemperd door humor of relativeringsvermogen, en ook dat kost haar punten.
Rond de mooie, kleine gestalte van Sylvana Simons hoopt zich zo een heleboel misnoegen op. Misnoegen over te geëmancipeerde vrouwen. Over allochtonen die almaar rechten opeisen. Over politieke overlopers. Over de bedreiging van het Nederlandse erfgoed. Over ijdele mediafiguren. Over drammerigheid.

Ik vrees dat ik iets herken in die ongenoegens. Ik voel me ook wel eens ongemakkelijk bij het tempo waarin Nederland multicultureel wordt. Maar ongemak en misnoegen opkloppen tot rabiate razernij gaat alle perken te buiten – ook en vooral die van de Nederlandse traditie. Wat dat betreft heeft de kritische Sylvana in al haar beheerstheid tot dusver meer klasse getoond dan haar critici.

zondag 20 november 2016

Foute boel

Daar zaten we dan, vijftig mannen van boven de vijftig met allemaal hetzelfde probleem: prostaatkanker. Plus een aantal echtgenotes die indirect met hetzelfde euvel kampten. Er was maar één aanwezige zonder die kanker en dat was de spreker, dr. Laurent Fossion, uroloog/oncoloog, gespecialiseerd in prostaatoperaties.
Ondersteund door een powerpointpresentatie gaf hij een exposé over de wijze waarop zijn ziekenhuis, het Máxima Medisch Centrum, de prostaatzorg had georganiseerd. Het leverde een geruststellend beeld op van moderniteit, kwaliteit en deskundigheid. Terwijl ik de passerende cijfers en beelden in me opnam, realiseerde ik me dat het zaaltje vol zat met de hoogstpersoonlijke ervaringen achter al die data, met de schok van de diagnose, de krater van onzekerheid, de angst, het verdriet, de aanhoudende onrust.
Rond deze tijd, vijf jaar geleden, werkte ik aan een egodocument voor het kerstnummer van HP/De Tijd, over hoe ik die zomer door prostaatkanker was overvallen. Het begon met onduidelijke klachten in, zeg maar, het vooronder. Het ging verder met een toucher en een dozijn biopten. En het mondde uit in de gevreesde diagnose: foute boel. Een paar weken later sneed genoemde dr. Fossion de foute boel uit mijn lichaam. Althans grotendeels – er bleken er een paar lymfeklieren besmet. Ik was behandeld maar niet genezen.
Over het vervolg konden de vijftig mannen in het zaaltje meepraten. De bijkomende schade van de operatieve prostaatverwijdering. De effecten van de hormoonkuren die de resterende kankercellen koest moesten houden. Zien te leven met ongemakken, beperkingen en verlies. Zien te overleven, van controle naar controle. Zien goede moed te houden. Bijvoorbeeld door inspiratie op te doen in gesprekken met lotgenoten. Want een aantal van de aanwezigen in het zaaltje kende ik al van maandelijkse bijeenkomsten in De Eik, een Eindhoven inloophuis voor mensen met kanker en hun naasten. Dat waren vaak mooie sessies. De één leefde al twaalf jaar op hormonen, de ander had goede ervaringen met een nieuw medicijn, een derde tipte een bijzondere specialist, een vierde was blij zijn verhaal eens kwijt te kunnen en weer een ander kwam voor het eerst en laafde zich aan alle nieuws.

In de pauze begroetten kennissen elkaar. “Leuk dat je er ook bent,” zei iemand me, “alles goed?” Ik knikte: “Het meeste wel.”

donderdag 17 november 2016

Ik ben de boze burger alweer beu

Sinds de onthutsende zege van Donald Trump gaat het in de media voortdurend over de boze burger die het establishment beu is en kiest voor een rouwdouwer die alles, believe me folks, he-le-maal anders gaat aanpakken.
Ja hoor, denk ik dan, we spreken elkaar wel weer over vier jaar, als deze rouwdouwer de vele scherven van zijn porseleinkast mag overdragen aan zijn opvolger.
In Nederland klinkt ook al de deemoed van omroepbonzen en andere duiders die menen dat de politiek en de media de burger eendrachtig in de kou hebben laten staan. Daar stond onze burger dan eenzaam te klappertanden in de kilte van de nieuwe tijd, onzeker over zijn plek tussen al die nieuwkomers van heinde en verre, onzeker over wankelende waarden en tradities, onzeker over baan en inkomen en zorg en toekomst, eenzaam en onzeker en daarom maar boos, want daar kon hij tenminste nog wat mee, de boze burger. Weg met de elite, weg met de politiekcorrecte kliek, weg ook met die buitenlanders, minder!, minder!
Maar ik ben hem alweer beu, die boze burger. Hij heeft groot gelijk dat we moeilijke tijden beleven, maar groot ongelijk als hij naar zondebokken en simpele oplossingen wijst. Het probleem van de immigratie is veel te complex om het met een oneliner af te doen. Zo stelt ook de vergrijzing ons voor maatregelen die lastig maar onontkoombaar zijn. De ecologie vergt durf en daadkracht in plaats van laksheid en ontkenning.
De boze burger denkt dat geopolitieke vraagstukken aan de toog van het buurtcafé kunnen worden opgelost en wel door de gast met de grootste mond en de mafste kuif en het motto dat alles de schuld van hullie is. Dan kun je die kuif wel een loze praatjesmaker vinden, maar het is de boze burger die de kuif tot koning kroont, of tot president van Amerika, of heremetijd tot premier van Nederland.

Koning Kuif. De boosheid aan de macht. De teleurstelling laat zich voorspellen. En dan krijgt de boze burger het pas echt moeilijk. 

zondag 13 november 2016

Een toost op de laatste heer

Foto Flickr (Javier Estraviz)
Waar we het ook eens over moeten hebben is het stille verscheiden van de heer. Ik bedoel niet de Heer, al gaat het Hem ook niet voor de wind, maar de menselijke variant, de welgemanierde, goed geklede, beschaafde man, internationaal bekend als gentleman.
Het viel me gisteren weer eens op in de schouwburg. De meeste vrouwen in het publiek hadden nog wel hun best gedaan op hun kledij, maar negen van de tien mannen staken in uitverkooptrui en afzakspijkerbroek. Veel mannen lijken het gevoel te hebben dat ze zich aanstellen als ze een mooi jasje of dasje dragen en trekken nog liever een juten zak dan een pak aan.
Het is een uitvloeisel van de informalisering van de samenleving, die heel wat normen en waarden snel heeft doen verouderen. Ook de omgangsvormen zijn in de loop van de tijd veel informeler geworden. Het heeft het sociale leven losser, soepeler, gemakkelijker gemaakt. Maar met het verdampen van oude principes en etiquettes zijn ook wel kwaliteiten teloor gegaan.
Zo is de heer aan het verdwijnen. Oh, hij is er nog wel, de man die zich met aandacht kleedt, zorgvuldig spreekt, met charmes strooit en de juiste manieren kent, denk aan Adriaan van Dis, maar hij is een exoot aan het worden, een amusante zonderling, een nar met een vlinderdasje en een handkus.
De enveloppen op mijn deurmat spreken me nooit meer aan met ‘weledele heer’, zelfs zelden nog met ‘dhr.’, maar beperken zich meestal tot mijn naam, wat ik toch wat kaal vind. De heer in het verkeer heeft plaatsgemaakt voor de bellende bumperklever en de toeterende aso. Ja, het gaat nog wel eens smalend over ‘hoge heren die hun zakken vullen’, maar dan draait het duidelijk niet om verfijning en beschaving. En ja, de oudeheer, die leeft ook nog, echter meer als vader dan als gentleman-op-leeftijd. Verder wordt de term ‘Heren’ bijna alleen nog gebruikt in de sport, als aanduiding van een mannenteam met niet per se goede manieren, en bij de toiletten. Waar ook wel eens een jongeheer wordt gesignaleerd.

Ik hef mijn glas op de laatste heren: de flaneur met zijn wandelstok, de éminence grise, de man met stijl, van klasse zonder opsmuk, de man die eenvoud aan allure paart, de man van de wereld, die niets hoeft hoog te houden omdat hij zelf niveau heeft. Santé, messieurs.

woensdag 9 november 2016

Niet over Trump

Nee, ik ga het niet hebben over de Amerikaanse verkiezingen. Het is ál te potsierlijk om als bloggertje te Eindhoven de nieuwe president van de Verenigde Staten de oren te wassen. Ik had wel een gebbetje over McDonald in gedachten, maar dat houd ik maar in de mouw.*
Neemt niet weg dat ik er al de hele dag mee bezig ben. Nu ik me aan een nieuw stukje zet, vallen potentiële onderwerpen één voor één af, omdat ze zo bleek afsteken tegen de sensationele zege van Donald Trump. Maar nee, heus, over hem ga ik het niet hebben, ik ken mijn plaats.
Maar mag ik dan wel iets mompelen, zo onder elkaar, zachtjes, niemand hoeft het te horen? Nou, wat me frappeert is dat Trumps triomf samenvalt met de aanhoudende en nog komende successen van rechts in Europa: Le Pen in Frankrijk, Pegida in Duitsland en Wilders bij ons. Kennelijk is het een mondiale trend dat een breed publiek zich miskend voelt door de zittende macht en lucht geeft aan zijn woede zodra de juiste politicus het ventiel opendraait. De progressieve elite met haar kosmopolitische agenda heeft het lang genoeg voor het zeggen gehad. En wat is het resultaat? Dat de wereld onveiliger en onherkenbaarder is geworden. Nu moet de slinger weer terug. Weg met al die immigranten en zachte maatregelen en nieuwlichterij.
Zoals het oude, conservatieve establishment ooit knarsetandend plaatsmaakte voor de progressieve beweging, zo zijn die progressieven op hun beurt de oude hap geworden en rijp voor aflossing door de volgende garde, met The Donald als kersverse leidsman. Het is alleen geen avant-garde, want ze wil niet vooruit maar terug: Let’s make our country great again. Terug naar een mythisch vroeger, toen alles nog goed en overzichtelijk was. Het is een heimwee dat zichzelf wel zal ontmaskeren.
Nou ben ik toch alweer de halve wereld aan het duiden als bloggertje te Eindhoven met anderhalve lezer (namelijk u en mijn kleinkind). Sorry, ik liet me even gaan. Volgende keer een kleiner onderwerp, gewoon iets over leven en dood, een simpel stukje – beloofd!

* Dat houd ik maar in de mouw’ zou Maurice de Hond met zijn pleidooi voor simpeler spellen willen veranderen in: ‘Dat haud ik maar in de mauw.’ Maar dat oogt toch wel erg faut.

zondag 6 november 2016

Adieu dokter Dirk de Munck

Zaterdag afscheid genomen van dr. Dirk de Munck, longarts bij het Máxima Medisch Centrum. Hij gaat met pensioen, dat wil zeggen: hij blijft achter de schermen nog wel actief voor het ziekenhuis, maar stopt met de directe patiëntenzorg.
Dat is voor ons nogal een moment. De Munck kwam twaalf jaar geleden in ons leven toen Ingrid met ernstige longklachten naar hem werd doorverwezen. Dat was een stormachtige entree, want de diagnose luidde: longkanker. De tumor was fors en levensgevaarlijk; er was maar een paar procent kans op overleving. “Maar,” bespiegelde De Munck, “de kans op een hoofdprijs in de Staatsloterij is ook maar klein, en toch zijn er altijd weer winnaars.”
Een zware tijd brak aan, met een operatie, bestralingen, chemokuren en allerlei gevolgen vandien, maar al tamelijk snel klaarde de hemel op, want de kanker smolt zienderogen. Sindsdien bracht elke halfjaarscontrole goed nieuws. Ingrid werd De Muncks paradepaardje, dat hij artsen-in-opleiding graag presenteerde. “En wat leren we hiervan, jonge dokter? Dat wij onze patiënten niet te gauw mogen opgeven.”
Mijn casus was niet zo’n successtory. Toen kort na Ingrid ook ik met longklachten bij De Munck terechtkwam, luidde de diagnose: ernstig COPD, ofwel chronische vernauwing van de luchtwegen, niet te genezen en in toenemende mate invaliderend. Wat dat inhield, bleek gaandeweg: van een volledige naar een parttime baan en vandaar naar de WIA. Van een gewone naar een elektrische fiets en vandaar naar de scootmobiel.
Ze waren, kortom, heftig, onze laatste twaalf jaren, en Dirk de Munck maakte er wezenlijk deel van uit. Al die spanningen rond de consulten, de meevallers, de decepties, de wanhoop, de hoop, de risico’s, de kansen: het grote op-en-neer van het leven. En hij stond bij al die kruispunten en haarspeldbochten en wees op besliste toon de weg, realistisch waar het moest, inlevend zodra het nodig was, geestig waar het kon.
Bij zijn afscheid in het Veldhovense theater De Schalm waren behalve tal van ziekenhuiscollega’s ook honderden patiënten aanwezig. Hij kreeg er een ovatie die hem hopelijk lang zal heugen. Dank, Dirk, adieu, het ga je goed.

vrijdag 4 november 2016

Do svidanya, Oleg Popov

Iedereen gaat maar dood tegenwoordig. Nu Oleg Popov weer. De wereldberoemde Russische clown is 86 geworden. Ik lees het en voel me ineens ook stokoud. In de prehistorie, in 1979 zie ik als ik het knipsel opzoek, heb ik hem eens geïnterviewd. Althans gesproken. Eventjes. Het was, geloof ik, het kortste persgesprek uit mijn loopbaan.
Ik trof hem na een optreden in Carré. Hij was pas half afgeschminkt en moe. En nors. En kortaf. Na de eerste vraag: “U hebt me toch net gezien? Noteert u dan wat u hebt waargenomen.” Hij staarde verveeld naar het plafond van de kleedkamer. Ik deed een nieuwe poging en formuleerde een lange vraag over humor en tragiek, de spanning daartussen en Popovs positie in dat geheel. “Interessant wat u zoal hebt waargenomen. Dat moet u maar eens opschrijven, dat zal de lezers interesseren.”
Zo ging het door. Over het verschil tussen Russische en westerse clowns: “U moet beide maar eens bekijken, dan ziet u het wel.” Of Popovs interpretatie van de clown typisch Russisch was? “Ik denk dat ik een Rus ben.” Waarom een optreden hem zo afmat? “Wie werkt, wordt wel eens moe.” Dan, dreigend: “Als dit interview langer dan twintig minuten duurt, haal ik de avond niet.”
Het interview was acht minuten oud. Ik antwoordde dat ik meneer Popov de avond graag gunde en ritste iets te nijdig mijn tas dicht. Popov sperde de ogen verbaasd open. Glimlachte. Nam me bij de schouders en gromde iets. De tolk, verbouwereerd: “Meneer Popov zegt dat u gevoel voor humor hebt. Hij zegt dat hij u mag.” Popov zat hevig knikkend op de punt van zijn stoel en straalde, helemaal ontdooid. Er volgden nog twee vriendelijke minuten. Toen nam hij met een gulle handdruk afscheid.
Zo ging het meestal, zei zijn tourneeleider later. Laatst had een tv-ploeg twee dagen achter hem aan gesjouwd. Hij keerde hen steeds de rug toe. En de beroemde tv-journalist Simon van Collem had vier uur moeten wachten en kreeg toen twee minuten. In die zin was ik nog royaal aan mijn trekken gekomen.
Woensdag jongstleden is hij aan zijn laatste nummer begonnen: de grote verdwijntruc. Dag, Oleg Popov, do svidanya.