donderdag 28 september 2017

De pis nie lauw

Er is een onderwerp dat me al jaren hoog zit. Ik heb er dag in, dag uit last van, en niet zo’n beetje ook. Het frustreert, het ergert en het stemt ook wel eens wanhopig. En het went nooit. En toch heb ik er nooit over willen schrijven.

Incontinentie.
Toen ik jaren geleden aan deze blog begon, wilde ik het over alles en iedereen hebben, behalve over al te intieme zaken, zeg maar: het leven onder de gordel. Dat mijn waterhuishouding bij een prostaatoperatie ontregeld was geraakt, mocht wel eens doorschemeren, maar leidde nooit tot een zelfstandig stukje. Dat was te intiem, maar ook te gênant. De plas kunnen ophouden is een van de eerste vorderingen van de mens op zijn lange weg van de wieg naar de schommelstoel, zodat het verlies van die vaardigheid ook als een verlies aan waardigheid wordt beleefd. Ik ging mijn inleggers niet aan de grote klok hangen.
Tot vandaag. Ik heb er een paar jaar over gedaan, maar onderhand geloof ik toch dat incontinentie in wezen maar één van de vele ongemakken is die een mens kan oplopen. De één heeft een hobbelvoet, de ander een spraakgebrek, een lui oog, een haperend gehoor of een moeilijke blaas. Het zij zo. Je kunt beter proberen je leven af te stemmen op je gedoe, dan je energie vermorsen aan de gêne erover.
Hoor mij nou eens verstandig zijn. ‘Je kunt beter...’ Dat klinkt alsof een andere houding een kwestie van een vingerknip is. In feite groeit zo’n inzicht maar traag, met stukjes en beetjes, en een vloek en een traan, en in dit geval ook een heleboel andere nattigheid. Gisteren moest ik zelfs drie keer van broek wisselen doordat de blaas de inleggers te snel af was. Tel daar een tekort aan energie bij op en je hebt een recept voor een gemoedsverduistering.
Dat was niet de eerste keer, want de lekkages zijn geleidelijk toegenomen en daardoor bezwaarlijker geworden. Het zal wel uitdraaien op een katheter, ook geen pretje, maar toch doenlijker dan het voortdurende risico van een golden shower, een delicatesse uit de seksbranche die aan de clientèle van urologie niet zo besteed is. Nou nog zien er goede zin bij te houden. Maar weer eens luisteren naar dat liedje van Theo Maassen: ‘Ze maken mij / de pis nie lauw./ Lalalalalalalalala.’



zaterdag 23 september 2017

Lieve vrouw gezocht

Nog pas halverwege de ochtend en de dag was al goed. Tussen de ingezonden mededelingen, de kleine advertenties, stond een heerlijk exemplaar: ‘Man, 55, jong van geest, mvhl, zoekt vrolijke, lieve vrouw om mee te zijn.’
Met zulke zinnetjes kan ik een hele poos vooruit. Een man zoekt een vrouw om mee te zijn. Niet om boswandelingen mee te maken, tomeloos de liefde te bedrijven, exotische landen te bezoeken of lachend oud te worden, al zou dat misschien ook allemaal kunnen, maar in de eerste plaats om mee te zijn. Specifieker was het niet, zodat de lezer zich zelf maar een voorstelling van dit ‘zijn’ moest maken. Misschien iets met tantra, of gebedsmolentjes, of healings.
Toen realiseerde ik me dat ik dit zinnetje al eerder had gelezen en dat ik zelfs een stukje aan had gewijd. Ik zocht het op en het klopte: op 7 december 2013 had ik me over precies dezelfde contactadvertentie verbaasd. Het enige verschil tussen de vorige annonce en die van vandaag was dat de inzender zijn leeftijd inmiddels met vier jaar had verhoogd, wat ik wel consciëntieus van hem vond. Maakte ook niet uit, want hij was in elk geval ‘jong van geest’ gebleven.
Wat zou er tussen toen en nu zijn voorgevallen? Een denkbaar scenario is dat hij met de vorige advertentie succes had. Er kwam een vrolijke, lieve vrouw op zijn pad, met wie hij in het mvhl ging samenwonen en heel gelukkig was, totdat er iets dramatisch voorviel: zij maakte een fatale misstap op de keldertrap, of kreeg een noodlottige ziekte, of ging er vandoor met de beste vriend van onze held, waarna de laatste na een periode van ontzetting en rouw besloot een nieuwe kans te wagen en wel op identieke wijze als de vorige keer, die hem immers gebracht had wat hij hoopte, al was het dan voor tijdelijk.
 Een andere mogelijkheid is dat de annonce van 7 december 2013 géén succes had, waarna de inzender elke maand een nieuwe (vergeefse) poging deed, die mij nooit meer opviel, omdat ik normaliter geen contactadvertenties lees, tot mijn oog vandaag toevallig op de 45ste herhaling viel.

Beide scenario’s vind ik zo sneu, dat ik ’s mans oproep in dit veelgelezen blog gratis en voor niemendal onder de belangstelling breng. Lieve (vrolijke) lezeressen, grijp uw kans.

maandag 18 september 2017

Als de muren gaan praten

Het lijkt op een omschrijving voor een cryptogram, het raadselachtige zinnetje dat sinds een poosje prijkt op een grote blinde muur die ik regelmatig passeer. In royale oranje letters staat het op een wit vlak: ‘niet persoonlijk opvatten’. Daarnaast ook al in oranje-wit een ruitvormig symbool dat ik niet zo gauw thuis kan brengen.
De blinde muur lijkt de achterkant van een loods. Zo’n groot, loos oppervlak vult zich gewoonlijk vanzelf met de kleursporen die de graffiticultuur al zo lang in de openbare ruimte achterlaat en die overal maar blijven opduiken omdat die cultuur niet uitgewoed raakt. De eigenaar van deze muur wilde kennelijk ál te veel anarchie voorkomen en nodigde een spuitbusartiest uit om dan maar iets verantwoord-kunstzinnigs op de wand te spuiten, een verschijnsel dat steeds vaker opduikt en dat de steden opfleurt met kleurige eigentijdse street art.
Dit exemplaar prikkelt me al vanaf de eerste keer dat ik het zag. ‘Niet persoonlijk opvatten,’ roept de muur me toe, alsof ik ergens hevig door geraakt ben en alsof die muur dat weet en me wil troosten: komaan, trek het je niet aan, jij kon het ook niet helpen, je deed alleen maar je best. En die muur roept dat niet alleen tegen mij, maar tegen alle passanten, en dat zijn er nogal wat op dit drukke kruispunt. Hier komen duizenden mensen langs op een dag, tienduizenden in een week, misschien heeft de muur al een miljoen mensen aangeraden hun miljoen dingen niet persoonlijk op te vatten. Dat vind ik een poëtisch idee. Een muur van dode stenen die zich in het gevoelsleven van anonieme voorbijgangers mengt zonder dat ook maar één van hen zich daar iets aan gelegen laat liggen.
Toch is het een wijze les die de muur de wereld leert. Bekijk niet alles vanuit je navel, denk niet dat het altijd over jou gaat, denk niet dat jij het centrum van het heelal bent. Als iemand op een muur schrijft dat jij je niet alles zo moet aantrekken, dan kun je dat best negeren. Wat weet zo’n kladderaar nou over jouw wel en wee? Ga daar maar aan voorbij, sta er niet bij stil, vat het niet persoonlijk op.

Ik wil maar zeggen: je komt oren tekort als de muren gaan praten.

maandag 11 september 2017

Breekbaarheid en hoop

Shit! Vergeef me de wat vulgaire krachtterm, maar wat moet, dat moet. Bovendien speelt dit stukje zich af in de wereld van de urologie en die is heel vertrouwd met het onderhavige begrip, zodat het nog een functionele verwensing is óók.
Shit, dus. Een foute uitslag. Daar had ik niet op gerekend. Ten onrechte natuurlijk, want (prostaat)kanker is een grillige ziekte en elke controle kan goed of fout uitpakken. Sinds ik er zes jaar geleden bekend mee raakte, ben ik wel eens blij en wel eens teleurgesteld uit de spreekkamer van de uroloog gekomen. Vandaag is het dus weer eens mis.
Ik wil van dit blog geen medisch communiqué maken en zal de lezer de details besparen, maar het komt erop neer dat de hormoonspuit die het prostaatcarcinoom koest moet houden, onvoldoende werkt. De kanker groeit. Vervolgonderzoek moet het beeld preciseren, maar waarschijnlijk moet ik naar een nieuwer, krachtiger medicijn toe.
Dit zwaardere geschut was een paar jaar geleden nog helemaal niet in beeld. Voor wie toen ongevoelig werd voor de hormoonspuiten, restte alleen nog de chemo, die doorgaans maar een paar maanden soelaas bood – and that’s it. Inmiddels is het perspectief minder donker. De hormonen mogen nu uitgewerkt zijn, ik heb ze wel lang genoeg kunnen gebruiken om in aanmerking te komen voor een generatie middelen die intussen op de markt is gekomen.
Maar ja, maar ja, het was me natuurlijk veel liever geweest als de kanker stil was gebleven en ik de alternatieven in reserve had kunnen houden. Lieverkoekjes worden niet gebakken, zegt het gezonde verstand dan, maar dat wil ik niet altijd horen. Zoals een schram tijd nodig heeft om te helen, zo heeft een teleurstelling tijd nodig om weg te ebben.

In de hal van het ziekenhuis trakteren we onszelf maar op een espresso en een cappuccino. Om ons heen rollators en krukken en rolstoelen en stramme ledematen en bleke gezichten, soms ernstig, meestal neutraal, behalve dan van een oud stel dat met een lach om de mond naar de uitgang loopt – mensen krijgen hier ook weleens goéd nieuws. Zo wemelt het hier van de stille verhalen over breekbaarheid en hoop. Ik heb ze hier zelf wel eens opgeschreven, die verhalen, in ditzelfde ziekenhuis. Maar nu heb ik even genoeg aan mijn eigen verhaal. Over breekbaarheid. En over hoop. 

woensdag 6 september 2017

Vraagstuk Bril

Heel wat mensen maken zich druk over de herziene haarcoupe van Matthijs van Nieuwkerk. Ik niet. Er zijn wel belangrijker vraagstukken, zeg. Mijn nieuwe bril, bijvoorbeeld.
Onlangs moest ik van mezelf naar de opticien. Mijn brillenglazen leken me niet meer accuraat. En als ik toch een andere sterkte nodig had, kon ik net zo goed meteen omzien naar een nieuw montuur, want dat kreeg je er zowat gratis bij. Tot zover het gemakkelijke deel van Vraagstuk Bril.
Want de oogmeting was nog maar amper begonnen, of de twijfel sloeg al toe. ‘Ziet u beter door dit glas, of door dat?’ Ik wist het niet zeker, vroeg om een herhaling, aarzelde nog altijd en redde me eruit door een lichte voorkeur voor de tweede optie uit te spreken. Dat vond de juffrouw van de oogmeting ‘uitstekend’. Volgde een tweede ronde ditten of datten, en zelfs een zesde en zevende, ‘nu voor de cilinder’, tot mijn ogen traanden en ik vooral mist en miezer zag. Dit of dat? vroeg de ogenjuf. Dát, antwoordde ik moedeloos. Mijn stem werd zwakker en in mijn hoofd bonkte het zachtjes ‘Uitstekend. Dan gaan we nu naar de monturen kijken.’
Blij dat ik van de meting af was, wees ik een kek montuur aan, strak maar niet té, kalm-modern, een bril voor mannen met een fijn gevoel voor het eigentijdse maar zonder de behoefte zich aan te stellen. Ik kreeg het ding heel secuur op de neus gezet, keek in de spiegel en zag een hoofd dat op het mijne leek, maar dan getooid met een bril van een uitslover die amechtig probeerde de eigen tijd bij te houden. Een tweede montuur trok mijn gezicht uit model, een derde was te licht, een vierde te professoraal, een zevende te gewoon, een elfde te gek, maar dan letterlijk.
Had ik de fysieke uitputtingsslag van de oogmeting net overleefd, kreeg ik nu te kampen met de kunst van het kiezen, door de Duitsers treffend aangemerkt als die Qual der Wahl. In principe kan zulke keuzestress je ook overvallen bij de bakker of de Blokker, die immers ook vaak bulken van de diversiteit, maar bij de opticien slaat het kiezen ook nog eens terug op je zelfbeeld. Je denkt dat die ene designbril goed past bij jouw man-van-de-wereld-kop, maar de spiegel lacht je vierkant uit. Al geldt een uitzondering op die regel voor de zonnebril, want die is nou juist bedoeld om je uitstraling een kontje te geven en je een slag mondainer/verleidelijker/zelfverzekerder te tonen dan je in feite bent.

Ideetje voor Lucky TV: Matthijs van Nieuwkerk bij de opticien. Gaat viraal!